Op dit moment wonen er in Nederland 4,6 miljoen migranten. Volgens de definitie zijn dat mensen die niet in Nederland geboren zijn en hun kinderen. De huidige migrantengroep is wat afkomst betreft een afspiegeling van de Nederlandse geschiedenis: mensen uit de voormalige koloniën, ‘gastarbeiders’ uit Turkije en Marokko, Oost-Europese arbeidsmigranten en als laatste West-Europeanen. Er zijn vier redenen voor migratie: arbeid, studie, asiel en gezin. In Nederland is arbeidsmigratie is de grote drijver en is de groep asielmigranten relatief klein.
De migratiestromen zijn vanaf 2013/14 hard gegroeid. Sindsdien is het migratiesaldo structureel ongeveer +100.000 per jaar. Niet alleen de immigratie is gestegen, ook de emigratie. De meeste immigranten vertrekken na een aantal jaar weer, waarmee Nederland een soort doorstroomland is geworden. De migratiegroei is de uitkomst van actief beleid van bepaalde groepen in de samenleving. Zo worden er via uitzendbureaus worden grote groepen arbeidsmigranten naar Nederland gehaald. Ook bijvoorbeeld universiteiten hebben actief beleid op het aantrekken van buitenlandse studenten, aangezien ze per student betaald worden.
Sinds 2006 is arbeidsmigratie verviervoudigd, met name door mensen uit Oost-Europa. Deze mensen werken hoofdzakelijk in de uitzendsector, waar het merendeel binnen 20% van het minimumloon verdient. Nederland brengt zo arbeid naar werk. Voor een dichtbevolkt land zou het omgekeerde logischer zijn, ook omdat een aantal van de activiteiten goed naar het buitenland zouden kunnen.
De migratie in Nederland is afhankelijk van de wereldwijde context. De totale wereldbevolking zal deze eeuw nog groeien, maar er zijn enorme verschillen tussen landen en continenten. China, Europa en Latijns Amerika zullen krimpen, terwijl Afrika, Noord-Amerika en landen als Pakistan groei gaan zien. Voor migratie naar Nederland geldt dat de bevolking van de belangrijkste herkomstlanden krimpt. Nederland vist in een opdrogende vijver. Het aantal mensen dat vanuit Europa naar Nederland komt zal verminderen, migranten zullen van elders komen, ook vanwege de sterke vergrijzing in Europa.
Scenario’s
Frans Blom ontwikkelde met Denkwerk vier beleidsscenario’s voor migratie, elk met een eigen doelredenering:
- minimaliseren (stabiele totale bevolking)
- limiteren (stabiel werkzame bevolking)
- stimuleren (voldoende werkende voor extra arbeidsvraag)
- maximaliseren (stabiele verhouding werkenden versus niet werkenden)
Om de uitwerking van de scenario’s te kunnen bepalen, bekeek Blom ze door vier verschillende lenzen: publieke voorzieningen, economische ontwikkeling, fysieke leefomgeving en sociale samenhang.
Publieke voorzieningen
De bevolking bestaat uit groefweg 3 sectoren: niet-werkenden, de publieke sector en de private sector. Oftewel: niet-werkend, verzorgend en verdienend. De verhouding hierin is belangrijk. De publieke sector schaalt grotendeels mee met de bevolkingsgroei, afgezien van de zorgvraag. De zorgvraag zal door sterke dubbele vergrijzing exploderen, met gevolgen voor de publieke sector.
Economische ontwikkeling
Ook om de economie draaiend te houden is verdeling van niet-werkend, verzorgend en verdienend van belang. Om de private sector op niveau te houden én de zorgvraag te kunnen garanderen, zijn arbeidsmigranten noodzakelijk. Ook als er gekozen wordt om de migratie te limiteren, moeten er honderdduizenden extra zorgplekken ingevuld worden, met het zelfde aantal werkenden. Die zullen dan dus uit de private sector moeten komen.
Fysieke leefomgeving
De leefomgeving kent een aantal – bekende – knelpunten: tekort aan woningen, overbelasting van het energienet, drinkwatertekort en infrastructuurbeperkingen. Hierdoor lijken de sterkere groeiscenario’s op voorhand onuitvoerbaar, want het ontbreekt aan tijd, middelen en menskracht om deze problemen het hoofd te bieden.
Sociale samenhang
Uit meerdere studies blijkt dat sociale cohesie afneemt bij een grotere verscheidenheid aan mensen. In een wijk met veel diversiteit nemen het thuisgevoel en de ervaren veiligheid af, ook in een hoger segment expatwijk. In elk van de vier scenario’s bestaat de bevolking uiteindelijk voor meer dan helft uit migranten, van wie een groot deel maar tijdelijk in Nederland is.
Kiezen
De extreme scenario’s gaan niet werken. Met te weinig mensen kan het land niet voldoende functioneren en met te veel mensen raakt het overbelast. De scenario’s van limiteren en stimuleren blijven over, elk met plussen en minnen. Limiteren is goed voor de sociale samenhang, maar creëert enorme uitdagingen om de zorg en de economie te bemensen. In het scenario van stimuleren wordt Nederland een verstedelijkt land waar het goed gaat met de publieke voorzieningen en de economie, maar moet er zwaar ingezet worden op infrastructuur.
Om een keuze te kunnen maken, is er op verschillende vlakken beter beleid nodig. Zo zal er centraler nagedacht moeten worden over de arbeidsmarkt: welke activiteiten blijven binnen Nederland en welke kunnen elders plaatsvinden? Op dit moment wordt dat bepaald door de markt, waardoor er te veel geëist wordt van ruimte, water en mobiliteit. Niet-plaatsgebonden activiteiten waarvan de toegevoegde waarde niet in verhouding staat tot de kosten zouden verplaatst moeten worden. Daarnaast kan de (afhankelijkheid van) migratie verminderd worden door zelf meer uren te werken, met een hoger gewerkt aantal uren per persoon of een hogere pensioenleeftijd.
Een gebalanceerd migratiebeleid is mogelijk. Migratie van buiten Europa biedt kansen doordat er gestuurd kan worden op een migratiemix ten bate van maatschappelijke behoefte. Migranten uit landen met een arbeidsoverschot kunnen verleid worden om naar Nederland te komen. Door uit te gaan van circulaire arbeidsmigratie biedt dit uiteindelijk ook kansen voor het land van herkomst.
Reflectie van de commissaris
Annemieke Roobeek – meervoudig commissaris en hoogleraar strategie en transformatie bij Nyenrode – vindt het rapport van Denkwerk belangwekkend. Het zet de facts and figures in een breder perspectief en biedt daardoor een kader voor (politieke) beslissingen. Volgens Roobeek is dat nodig, want de problemen rondom arbeidsmigratie worden steeds groter. Ze stelt dat werkgevers, politiek en bevolking hun kop te lang in het zand gestoken hebben. Aan de hand van het rapport kan de echte discussie over migratiekaders gevoerd worden en kunnen er keuzes gemaakt worden over de toekomstige industrie- en dienstenstructuur in Nederland.
Het lijkt erop dat er nu dezelfde fouten gemaakt worden als in de jaren 70 en 80: migranten doen laagwaardig werk met een te hoge belasting voor maatschappij en milieu. Ze raken uitgeput en doen niet mee in de samenleving. Ook de valse framing van migratie in de politieke discussie is niet helpend. Een nieuwe aanpak moet geen extrapolatie zijn van het huidige systeem, maar gebaseerd worden op nieuwe inzichten in bijvoorbeeld zorg en zelfredzaamheid. Roobeek beschrijft haar ideeën in een essay in het boek De Nieuwe Polder. Ze pleit daarin voor regenerative development centerswaar migranten begeleid kunnen worden. Zo kan Nederland meer zijn dan een draaideurland en perspectief bieden aan alle inwoners.