Een klein maar messscherp ego

In een wereld van ‘larger than life” – persoonlijkheden snakken we vaak naar bescheiden en toegankelijke leiders die dienend zijn aan hun organisatie of land. 

Gelukkig zien wij in de dagelijkse praktijk bij Hemingway genoeg formidabele commissarissen en bestuurders die het verschil maken. Het is mooi om te zien hoe zij naast het inzetten van hun expertise weten te excelleren in de ‘zachte’ (lees: empathische) kant. Hoe zij een fijn gevoel hebben voor zowel context en harde realiteit als de mensen in hun raad en om die raad heen. Die echt luisteren en observeren en pas dan de knopen doorhakken. Met andere woorden: bestuurders en commissarissen met een klein – of in ieder geval bescheiden – ‘ego’.

Ego is een ingewikkeld begrip. In de psychologie legt men uit dat ego een bemiddelingsrol vervult tussen je instincten, je geweten en de werkelijkheid. Je kunt het ook zien als een beschermend jasje van gedrag en identiteit waarmee je hebt geleerd je te weer te stellen tegen de soms boze buitenwereld. Toon Tellegen heeft in een van zijn verhalen een prachtige metafoor die mij aan dat ego doet denken: een egeltje scharrelt door het bos en verzamelt daarbij zoveel bladeren en takken op zijn stekels dat alle andere dieren vol ontzag naar die voorbijkomende takkenbos staren. Iedereen denkt dat de egel heel groot en sterk is maar binnenin zit natuurlijk dat kleine, bange egeltje.

An sich is ego natuurlijk niet slecht: het geeft je zelfvertrouwen en een modus operandi om je in de wereld te bewegen en om bijvoorbeeld grenzen te stellen. Maar we kennen natuurlijk allemaal voorbeelden van opgeblazen ego’s die tot problemen en zelfs rampen hebben geleid (of nog gaan leiden….).

Kok Ding

Als we naar het Taoïsme kijken dan ontstaat een iets ander beeld. Het ego werd door de oude Chinezen zonder al te veel beoordeling of veroordeling bezien als iets dat je kan afscheiden van de natuurlijke stroom van het leven. Een interessant concept daarbij is dat van ‘Wu Wei’, dat vaak wordt vertaald als ‘handelen door niet te handelen’ of in elk geval als ‘handelen in overeenstemming met de natuurlijke stroom der dingen’.  En dus vooral niet vanuit je ego. Juist de behoefte van het ego aan status, bevestiging, controle etc. staat die natuurlijke stroom in de weg.

In een van de taoïstische geschriften (de Zhuangzi, vertaling van o.a. Kristoffer Schipper) staat een prachtig voorbeeld dat een en ander kan verduidelijken. Het gaat over de hofkok Ding die voor de koning een rund in stukken moet snijden:

‘Kok Ding sloeg met zijn handen, beukte met zijn schouders, stampte met zijn voeten, stootte met zijn knieën en dan klonk het ‘krak!’ en zijn mes ging als op de maat van muziek door de koe heen. De koning sprak zijn bewondering voor de techniek van Ding uit maar die zei: Uw dienaar houdt van de Tao en dat gaat verder dan alleen maar techniek. Toen ik 19 jaar geleden begon met het ontleden van runderen zag ik alleen maar hele runderen voor me. Na 3 jaar zag ik geen enkel heel rund meer. Vandaag de de dag benader ik ze met mijn geest en niet meer met mijn ogen. Mijn zintuigen houden op met functioneren terwijl mijn geest in actie komt. De natuurlijke structuur volgend raak ik nooit de beenderen en gewrichten. Ik volg de natuurlijke lijnen, mij baserend op wat er feitelijk is. De gewrichten laten ruimte open en het lemmet van het mes is smal. Als je met wat geen dikte heeft binnendringt in ruimte, hoeveel speling moet er dan niet voor het lemmet overblijven om er vrijelijk doorheen te gaan! Niettemin, telkens wanneer ik bij een gewricht uitkom waarvan ik zie dat het moeilijk te behandelen is, ga ik zeer behoedzaam te werk. Ik houd mijn blik erop gevestigd, vertraag mijn handelingen, en door een uiterst subtiele beweging van het mes valt het in brokken uiteen zoals een klont aarde die op de grond valt. Mijn mes is al 19 jaar oud en toch is het nog zo scherp alsof het pas van de slijpsteen komt’.

Je kunt je afvragen wat dit met ego te maken heeft maar velen verstaan dit verhaal als volgt: De runderen zijn hier een metafoor voor het leven en de situaties waarmee we te maken krijgen. Er moet gewerkt worden en de beenderen en de knoken staan symbool voor de weerstanden en de problemen die we op onze weg vinden. 

Het mes is eigenlijk de metafoor voor het ego. Kok Ding is natuurlijk zeer ervaren en een buitengewoon goed vakman. Daarom is hij ook in staat om al voelend en in spontane intuïtie zijn werk te doen. Hij gaat daarbij voorbij de techniek en de theorie en sluit aan bij de natuur van de materie waarmee hij werkt. Omdat hij een mes met een smal lemmet heeft (lees: een klein ego) is hij heel goed in staat de natuurlijke stroom of structuur van de koe te volgen en heeft hij manoeuvreerruimte bij weerstand en beknelling. Met andere woorden: hij voelt de natuur en kan daarin vloeiend zijn weg vinden. Een onervaren kok of een slager met een groot mes (lees: groot ego) gaat kracht zetten en door de weerstand heen beuken, hakken en zagen. Het gevolg is dan een bot en ineffectief mes. Daarmee is het moeilijk en zwaar werken en het resultaat zal een rommel zijn.

En dus?

Bestuurders en commissarissen zijn doorgaans capabel en hebben veel expertise en kennis. Daar kunnen en moeten ze op vertrouwen. Maar voorbij die cognitieve kwaliteiten zijn intuïtie, gevoel voor de situatie en gepaste stijl onontbeerlijk. Niets forceren, maar vertragen en slim werken. Met een klein maar messcherp ego.

Rene Geskes