Alleen met een sterke industrie, gericht op high end-producten, kan Nederland de mondiale concurrentie aan en zorgen voor de sterke economie die nodig is voor een brede welvaart. Innovatie is daarvoor de sleutel. Hoe staat het met de innovatiekracht van Nederlandse bedrijven? En als het er slecht mee gesteld is, hoe kan het dan beter?
In GoedeMorgenCommissaris bespreken we de staat van innovatie met Tjark Tjin-A-Tsoi, ceo van TNO, en Jeroen Dijsselbloem, voorzitter van Brainport Eindhoven en burgemeester van de lichtstad.
Innovatiekracht of -zwakte?
Volgens Tjin-A-Tsoi kent Nederland op het vlak van innovatie verschillende problemen. Ten eerste wordt er simpelweg niet genoeg geïnvesteerd. Het streven van 3% van het BBP voor innovatie, wordt niet gehaald. Het werkelijke percentage blijft steken op slechts 2,3%, inclusief private investeringen. Landen als België, Zuid-Korea en Japan liggen ver voor op Nederland. Daarnaast is de innovatie te veel gericht op fundamenteel onderzoek en te weinig op praktische toepassingen. Er is een kloof tussen fundamentele wetenschap en de valorisatie ervan in het bedrijfsleven. Een ander groot probleem is het tekort aan technisch opgeleide mensen. In Europa is Nederland hekkensluiter als het gaat om het aantal opgeleide technici. TNO moet bijvoorbeeld tussen de 20 en 40 procent van haar personeel uit het buitenland halen.
Publieke en Private Investeringen
Brainport Eindhoven is een cluster van meer dan 6000 techbedrijven. 25% van de private R&D-uitgaven in Nederland komt uit deze regio. Dijsselbloem uit zijn zorgen over de toekomst ervan: “Het is een slecht teken dat het regeerakkoord stappen terug doet op dit gebied, zoals het uit het groeifonds halen van 7 miljard en bezuinigingen op wetenschap en onderzoek. Gelukkig is er ook positief nieuws, zoals 400 miljoen extra voor InvestNL, dat private investeringen stimuleert.”
De private investeringen zijn van belang, onderstreept Tjin-A-Tsoi: “Privaat kapitaal is cruciaal voor het laten doorgroeien van start-ups. In Europa is dit nog onvoldoende ontwikkeld. Vergelijk dat met de VS of Azië, waar veel meer kapitaal beschikbaar is voor jonge bedrijven. In Nederland en Europa moeten we kijken naar hoe we private investeringen kunnen stimuleren en faciliteren.
Internationaal perspectief
Het internationale perspectief is essentieel, stelt Tjin-A-Tsoi, maar ontbreekt nog in Nederland. “Landen zoals Zuid-Korea en Saudi-Arabië investeren gigantische bedragen in technologieën zoals chips en AI. Nederland moet zich realiseren dat we in een hevige internationale concurrentiestrijd zitten.” Ook ziet hij een culturele verschillen tussen binnen- en buitenland: “Ondernemerschap vergt een enorme inzet en passie. In Nederland hebben we veel aandacht voor work-life balance, wat op zich goed is, maar voor een start-up die wil doorgroeien is een volledige toewijding nodig.”
De internationale component komt ook terug in werving en selectie. “Internationale kenniswerkers zijn cruciaal voor onze regio,” vervolgt Dijsselbloem. “Bedrijven zoals ASML willen hun personeelsbestand in de regio verdubbelen, wat betekent dat we duizenden nieuwe banen moeten invullen. Dit kunnen we niet alleen met ons huidige arbeidspotentieel.” Ook op het vlak van financieringsklimaat zijn de internationale verschillen zichtbaar. “In de VS is het financieringsklimaat veel gunstiger voor risicovolle investeringen. Europese bedrijven hebben vaak te maken met strikte bankfinanciering en lange faillissementsprocedures. Dit remt innovatie.”
Rol van commissarissen
Beide sprekers benadrukken het belang van de rol van commissarissen: “Commissarissen moeten innovatie agenderen en stimuleren. Vraag naar R&D-investeringen en de langetermijnvisie van bedrijven. Zorg ervoor dat raden van bestuur niet alleen bezig zijn met compliance, maar ook met toekomstig verdienvermogen.”