Is het nog werkbaar als je organisatie aan 86 kwaliteitsregelingen moet voldoen? Haken goedwillende bedrijven af als ze moeten voldoen aan nog meer regels die bedoeld zijn om de kwaadwillende te stoppen? Zijn de hoge kosten voor regelgeving nog te verdedigen, zeker als de handhaving uitblijft? En: is dit alles eigenlijk een aandachtspunt bij toezichthouders? Jan Meerman, Marijke van Hees en Doekle Terpstra geven hun visie op dit hardnekkige probleem en komen met oplossingen.
Van wantrouwen naar vertrouwen
Jan Meerman, vicevoorzitter van MKB NL, spant zich al 25 jaar in voor het beteugelen van regelgeving. Helaas heeft hij niet kunnen voorkomen dat de veelheid aan regels toegenomen is. Het systeem is doorgeschoten. Ondernemers zijn niet tegen regels, want die zorgen voor een geordende maatschappij, maar een derde van de huidige regels leidt volgens diezelfde ondernemers nergens toe. Ook vanwege de kosten die eraan verbonden zijn, leiden ze slechts tot irritatie.
Meerman stelt dat er een nieuw systeem nodig is, ook in de bredere maatschappij. Kort door de bocht gezegd zijn er zoveel regels omdat we elkaar niet meer vertrouwen. De gedachte is om met regels slechte mensen minder slecht te maken, maar het gevolg is dat de goede mensen geïrriteerd raken. We schieten door en het systeem begint vast te lopen. Door weer uit te gaan van vertrouwen en overtreders harder aan te pakken, kan er een systeem komen met minder regeldruk.
Ondertussen valt het op dat dit thema slechts sporadisch op de agenda van toezichthouders staat. Het lijkt geen issue te zijn. Dat is vreemd, want aan regelgeving zijn veel in- en externe kosten verbonden. Door in de invloed van regelgeving inzichtelijk te maken, kan een organisatie risico’s afwegen en keuzes maken.
Verantwoordelijkheid
Als voorzitter van het Adviescollege Toetsing Regeldruk houdt ook Marijke van Hees zich bezig met het indammen van de regelgroei. Het adviescollege poogt vóór nieuwe wetgeving uit de regelgeving te verminderen. Hoewel sommige adviezen nog in de wind worden geslagen door de politiek, is er beweging merkbaar. Er is een actieve dialoog en voorzichtig worden andere modellen en relaties onderzocht. Uiteindelijk gaat het om het doorlichten van het systeem en het komen tot nieuwe paradigma’s, geen eenvoudige exercitie.
De overheid speelt een belangrijke rol, maar ook sectoren zelf komen met vaak te veel specifieke regelgeving. De last van de regelgeving is een frustratie voor degene die er mee moet werken. De stapeling van regels dient verminderd te worden en nieuwe regelgeving moet op voorhand deugen. Door bijvoorbeeld niet meer op incidenten te reageren met overkoepelende regelgeving, lijden de goeden minder onder de kwaden. Ook toezichthouders hebben een rol. De overheid komt met regelgeving om de gebieden waar ze verantwoordelijkheid voor draagt te kunnen reguleren. Door (delen van) die verantwoordelijkheden naar zich toe te trekken, kunnen toezichthouders bijdragen aan vermindering van regelgeving.
Anders organiseren
Het onderwerp van regelgeving speelt ook voor Doekle Terpstra, voorzitter van ondernemersorganisatie Techniek Nederland. In een gesprek met de CEO van een van de grotere leden kwam naar voren dat de betreffende organisatie te maken heeft met 86 kwaliteitsregelingen. Rondom die regelingen is een wereld opgetuigd van adviserende en accrediterende instanties. Het kwaliteitsmodel voldoet niet meer, het is een verdienmodel geworden, met veel kosten voor de organisatie voor beheersing van het kwaliteitsregime. Het gaat niet alleen over de opgelegde regelgeving, maar ook met gewenste regelgeving, bijvoorbeeld met betrekking tot certificering van beroepsgroepen. Daarbij gaat er op het vlak van handhaving ook een en ander mis. Zo wordt er door lokaal bestuur niet altijd gehandhaafd, vanwege gebrek aan middelen en mogelijkheden. Het systeem piept en kraakt.
Terpstra ziet de oplossing voor dit vraagstuk niet in minder, maar in anders. Hij stelt voor het kwaliteitsregime horizontaal te organiseren: de verantwoordelijkheid op bedrijfsniveau beleggen bij het interne toezicht. De validatie zou plaats moeten vinden op een aantal belangrijke keurmerken van de organisatie. Als die een zware toetsing doorstaan, kunnen onderliggende kwaliteitsregelingen lichter getoetst worden. Deze oplossing geldt met name voor het grootbedrijf. Binnen het MKB wordt deze aanpak werkbaar door te clusteren per sector. In deze aanpak speelt de overgang van wantrouwen naar vertrouwen een rol. Het gaat uit van de gedachte om anders te organiseren, met een versterkte rol voor organisaties en branches.